NA DEN SMOOR. Zachter en zachter valt de smoor; achter en voor, zijgt de regen de wegen door. Wijden doet de witte kring, daar ik bij den tast in ging: Ik zie een gevel, zie een dak; de nersche nevel wiesch ze wak; een perel biggelt uit elke pan, wiggelt aan de euzies, en valt er van. 25 Echo's, Gent (A. Siffer) 1900, 131 p.